balvaardig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  balvaardig    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bal·vaar·dig
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstellende afleiding van bal en vaart met het achtervoegsel -ig
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen balvaardigbalvaardigerbalvaardigst
verbogen balvaardigebalvaardigerebalvaardigste
partitief balvaardigsbalvaardigers-

Bijvoeglijk naamwoord

balvaardig

  1. (sport) vaardig met de bal, goed zijn in het spelen met de bal
    • De snelle, balvaardige spits besliste vele wedstrijden. 

Gangbaarheid

  • Het woord balvaardig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.