behaagziek
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: behaagziek (hulp, bestand)
- IPA: /bə'haxsik/
Woordafbreking
- be·haag·ziek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van behaag ww en ziek
| stellend | vergrotend | overtreffend | |
|---|---|---|---|
| onverbogen | behaagziek | behaagzieker | behaagziekst |
| verbogen | behaagzieke | behaagziekere | behaagziekste |
| partitief | behaagzieks | behaagziekers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
behaagziek
- met behaagzucht [1]
- Ik vind hem echt een behaagzieke man.
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord behaagziek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "behaagziek" herkend door:
| 80 % | van de Nederlanders; |
| 79 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.