beoefenen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  beoefenen    (hulp, bestand)
  • IPA: /bəˈʔufənə(n)/ (4 lettergrepen)
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
beoefenen
beoefeninɡ
Woordafbreking
  • be·oe·fe·nen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
beoefenen
beoefende
beoefend
zwak -d volledig

Werkwoord

beoefenen

  1. overgankelijk bij regelmaat zich in iets bekwamen
    • Kunst beoefenen. 
    • De Elamitische taal wordt maar door zeer weinigen beoefend. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord beoefenen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.