berooid
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: berooid (hulp, bestand)
- IPA: /bəˈrojt/
Woordafbreking
- be·rooid
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Fries, in de betekenis van ‘arm’ voor het eerst aangetroffen in 1488 [1]
- Ontleend aan het Friese beroaid (berooid).
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | berooid | berooider | berooidst |
verbogen | berooide | berooidere | berooidste |
partitief | berooids | berooiders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
berooid
- zonder geld of andere bezittingen
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord berooid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "berooid" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ "berooid" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Afrikaans
Bijvoeglijk naamwoord
berooid
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.