beroven

Nederlands

naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
berovenberovend
berovingberoofd
Uitspraak
  • Geluid:  beroven    (hulp, bestand)
  • IPA: /bəˈrovə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • be·ro·ven
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van roven met het voorvoegsel be-
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
beroven
beroofde
beroofd
zwak -d volledig

Werkwoord

beroven

  1. overgankelijk iemand met geweld zijn bezit ontnemen
    • Zij werden plotseling aangevallen en beroofd van al hun bezittingen. 
  2. iemand het genot van iets doen missen, zaken ontdoen van iets
    • Hij beroofde zijn ouders van hun zondagsrust. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord beroven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.