besmetter

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  besmetter    (hulp, bestand)
  • IPA: /bəˈsmɛtər/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • be·smet·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord besmetter besmetters
verkleinwoord

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

Zelfstandig naamwoord

debesmetterm

  1. (medisch) iets of iemand die anderen besmet met iets
    • De besmetter die de groep mensen heeft besmet met het virus was een 50-jarige man. 
Hyponiemen

Bijvoeglijk naamwoord

besmetter

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van besmet

Gangbaarheid

  • Het woord besmetter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.