bespraakt

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bespraakt    (hulp, bestand)
  • IPA: /bəˈsprakt/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • be·spraakt
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen bespraaktbespraakterbespraaktst
verbogen bespraaktebespraakterebespraaktste
partitief bespraaktsbespraakters-

Bijvoeglijk naamwoord

bespraakt

  1. aangenaam ter tale; vlug kunnen spreken
Synoniemen

Werkwoord

vervoeging van
bespreken

bespraakt

  1. gij-vorm verleden tijd van bespreken
    • Gij bespraakt. 

Gangbaarheid

  • Het woord bespraakt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
86 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.