betegelen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  betegelen    (hulp, bestand)
  • IPA: /bəˈteɣələ(n)/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • be·te·ge·len
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van tegel met het voorvoegsel be-
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
betegelen
betegelde
betegeld
zwak -d volledig

Werkwoord

betegelen

  1. een vloer of wand van tegels voorzien
    • Hij betegelde de badkamer. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord betegelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.