bewoners

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bewoners    (hulp, bestand)
  • IPA: /bəˈwonərs/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • be·wo·ners

Zelfstandig naamwoord

debewonersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bewoner
     Ik ben die snoeverij over Amsterdam-Zuid en de bewoners ervan zat.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord bewoners staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.