bezette

Uitspraak

• Geluid:  bezette    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• be·zet·te

Werkwoord

bezette

1. enkelvoud verleden tijd van bezetten
   

   • Ik bezette. 
     
   • Jij bezette. 
     
   • Hij, zij, het bezette. 

2. aanvoegende wijs van bezetten

   ▸ Hier had ze de ruimte, aangezien Jeroen de stoel bezette die schuin tegenover de driezitsbank stond.^[1]

3. verbogen vorm van bezet, voltooid deelwoord van bezetten

Bijvoeglijk naamwoord

bezette

1. verbogen vorm van de stellende trap van bezet

Gangbaarheid

• Het woord bezette staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen