bezichtigen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bezichtigen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • be·zich·ti·gen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bezien’ voor het eerst aangetroffen in 1540 [1]
  • afgeleid van zicht met het voorvoegsel be- en met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bezichtigen
bezichtigde
bezichtigd
zwak -d volledig

Werkwoord

bezichtigen

  1. overgankelijk naar een object kijken, bekijken, observeren
    • De buren kwamen ons huis bezichtigen nadat we het opgeknapt hadden. 
    • De toeristen bezichtigden de oude kerk. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bezichtigen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.