bezwijken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bezwijken    (hulp, bestand)
  • IPA: /bəˈzwɛikə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • be·zwij·ken
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van zwijken met het voorvoegsel be-, in de betekenis van ‘sterven’ aangetroffen vanaf 1682 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bezwijken
bezweek
bezweken
klasse 1 volledig

Werkwoord

bezwijken

  1. ergatief zwichten
  2. ergatief opgeven
Typische woordcombinaties
  • [2] bezwijken aan
    sterven
 De man bezweek aan de gevolgen van het ongeval. 
  1.  De peuter bezweek korte tijd later in het ziekenhuis. Het jongetje was volgens officier van justitie Eli Gabel 'een vrolijk, energiek jongetje, een goedverzorgd kindje'. Zowel het slachtoffertje als de verdachte zijn van Ghanese origine.[3]
  • [2] bezwijken onder
    kapot gaan door niet sterk genoeg te zijn
 De vrachtwagen bezweek onder de te zware vracht. 
  • [2] bezwijken van
    ten onder gaan gaan aan
 De marathonloper bezweek van de dorst. 
  • [1] bezwijken voor
    geen weerstand kunnen bieden aan verleidingen
 De jongen bezweek aan de verleidingen van de grote stad. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bezwijken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.