biggen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: biggen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbɪɣə(n) / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- big·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
biggen |
bigde |
gebigd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
biggen
Zelfstandig naamwoord
de biggen mv
Gangbaarheid
- Het woord biggen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "biggen" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- 1 2 Weblink bron “Alleen de knor wordt niet gebruikt: biografie van een varken” (2010), Atlas Contact, Amsterdam, ISBN 9789025434021
- ↑ Weblink bron William Brewer (vert. René Kurpershoek)“De rode pijl” (2022), Uitgeverij Unieboek | Het Spectrum, Amsterdam, ISBN 9789000375660
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie Jaap Frerichs“Onze varkens Hokken” (november 2013) op de-kempenaer.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.