bijbels

Niet te verwarren met: Bijbels

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bijbels    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɛibəls/ (2 lettergrepen)
Woordherkomst en -opbouw
  • zn:  bijbel zn  met de uitgang -s
Woordafbreking
  • bij·bels

Zelfstandig naamwoord

debijbelsmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bijbel: exemplaren van de Bijbel
     De ingezamelde bijbels zijn simpelweg bij het oud papier terechtgekomen.[1]

Bijvoeglijk naamwoord

bijbels

  1. verouderde spelling of vorm van Bijbels vanaf 1955 tot 2006: uit, volgens of met betrekking tot de Bijbel
     In 1926 raakte hij betrokken bij een bijbels interpretatieconflict (Geelkerken) in de gereformeerde kerk, wat tot een afsplitsing leidde.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord bijbels staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Wouter van Dijke
    “Groene Bijbel uit de handel om fraude” (30 november 2016) op nrc.nl
  2. Weblink bron “Bewogen socialist ds. Buskes overleden” (10 maart 1980) op nrc.nl
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.