Bijbels

Niet te verwarren met: bijbels

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  Bijbels    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɛibəls/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • Bij·bels
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van  Bijbel en  met het achtervoegsel -s, geschreven met een hoofdletter volgens spellingregel 16.P
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen BijbelsBijbelserBijbelst
verbogen BijbelseBijbelsereBijbelste
partitief BijbelsBijbelsers-

Bijvoeglijk naamwoord

Bijbels

  1. (religie) uit, volgens of met betrekking tot de Bijbel
    • Nederlandse uitdrukkingen gaan vaker op Bijbelse voorbeelden terug dan mensen zich realiseren. 
     „Dit is de koele realiteit”, zegt Wallen. „Ik zeg dit niet uit hoogmoed, ik zeg het niet uit arrogantie, ik zeg het als een Bijbels feit.” Hij wipt op de bal van zijn voet, op het ritme van zijn zinnen. „Niet iedereen hoort bij de familie van God. Niet iedereen gaat naar de hemel. Niet iedereen zal gered worden.”[1]
Schrijfwijzen
  • bijbels (in de officiële spelling van 1955 tot 2006)
Antoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord Bijbels staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Bas Blokker
    “Hier, in Napoleon, Ohio, nam Trump de onmacht weg” (13 maart 2020) op nrc.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.