bijslapen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bijslapen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bij·sla·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bijslapen


bijgeslapen
onvolledig

Werkwoord

bijslapen [1]

  1. onovergankelijk tekort aan slaap inhalen
Afgeleide begrippen
  • bijslaper, bijslaapster

Zelfstandig naamwoord

debijslapenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bijslaap

Gangbaarheid

  • Het woord bijslapen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.