bijtijds

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bijtijds    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bij·tijds
Woordherkomst en -opbouw

Bijwoord

bijtijds

  1. (ruim) binnen de beschikbare tijd, op tijd
    • Als je bijtijds vertrekt hoef je je niet te haasten. 
    • Hij had al zijn werkstukken bijtijds ingeleverd. 
    • Hij was nog een half uur doorgelopen en de Heuvels waren hoger en hoger geworden toen hij plotseling bijna struikelde. Hij kon zich nog bijtijds op de been houden. [1] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bijtijds staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Herzen, Frank
    De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 120
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.