bijtte

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bijtte    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɛitə/
Woordafbreking
  • bijt·te
Woordherkomst en -opbouw
  • bijt met de uitgang -te

Werkwoord

vervoeging van
bijten

bijtte

  1. enkelvoud verleden tijd van bijten
    • Ik bijtte. 
    • Jij bijtte. 
    • Hij, zij, het bijtte.  "een bijt hakken"
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord bijtte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.