bijzen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bijzen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɛizə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • bij·zen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bijzen
bees
bijsde
gebezen
gebijsd
klasse 1

zwak -d

volledig

Zelfstandig naamwoord

bijzen

  1. inergatief razend rondlopen, bijv. door muggen getergd
     Hoe schommelt en
    hoe rommelt hij,
    voorbij
    den bosch, gebezen!.
    Wie durft er, als
    zoo'n wilde wind
    begint,
    onwaakzaam wezen?
    [3]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'bijzen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. bijzen op website: Etymologiebank.nl
  2. Weblink bron
    R.K. Kuipers
    “Geïllustreerd woordenboek der Nederlandsche taal” (1901), Elsevier
  3. Weblink bron
    Gezelle, Guido
    “Verzen” (1902), Veen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.