bilinguaal

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bilinguaal    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bi·lin·gu·aal
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen bilinguaal
verbogen bilinguale
partitief bilinguaals

Bijvoeglijk naamwoord

bilinguaal

  1. tweetalig, dubbeltalig

Gangbaarheid

  • Het woord bilinguaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
67 %van de Nederlanders;
82 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.