bill

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  bill (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /bɪl/
enkelvoud meervoud
bill bills

Zelfstandig naamwoord

bill

  1. biljet, briefje
    «He gave me a bill of five dollars and two quarters back.»
    Hij gaf me een briefje van vijf dollar en twee munten van vijfentwintig cent terug.
  2. wetsontwerp
    «The Senate was voting on a simulus bill for the ailing economy.»
    De Senaat stemde over een wetsontwerp met stimulerende maatregelen voor de zwakke economie.
  3. rekening
    «I received another medical bill this morning.»
    Ik kreeg vanmorgen weer een rekening met ziektekosten.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.