bind

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bind    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bind

Werkwoord

vervoeging van
binden

bind

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van binden
    • Ik bind. 
  2. gebiedende wijs van binden
    • Bind! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van binden
    • Bind je? 

Gangbaarheid

  • Het woord bind staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.


Engels

Uitspraak
  • Geluid:  bind (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /bʌɪnd/
vervoeging
onbepaalde wijs to  bind 
he/she/it  binds 
verleden tijd  bound 
voltooid
deelwoord
 bound 
onvoltooid
deelwoord
 binding 
gebiedende wijs  bind 

Werkwoord

bind

  1. inbinden
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.