bonden

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bonden    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bon·den

Werkwoord

vervoeging van
binden

bonden

  1. meervoud verleden tijd van binden
    • Wij bonden. 
    • Jullie bonden. 
    • Zij bonden. 

Zelfstandig naamwoord

debondenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bond
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord bonden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈbunən /
Woordafbreking
  • bon·den
Naar frequentie 10344

Zelfstandig naamwoord

bonden

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van bonde


Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈbunən /
Woordafbreking
  • bon·den

Zelfstandig naamwoord

bonden

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van bonde
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.