boomloos

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  boomloos    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • boom·loos
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van boom met het achtervoegsel -loos
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen boomloosboomlozerboomloost
verbogen boomlozeboomlozereboomlooste
partitief boomloosboomlozers-

Bijvoeglijk naamwoord

boomloos

  1. zonder bomen
    • Na de kap van alle bomen ontstond een boomloze vlakte. 
     Het slagveld dat van schoonheid werd vervuld, het boomloze landschap dat baadde in de ochtendzon, wilde bloemen die de loopgraven vulden met hun warme geurflarden, de schoonheid van de natuur die alleen ervaren kon worden in aanwezigheid van de dood en met mannelijke deugden die alleen tot uitdrukking kwamen door het doden.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord boomloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
83 %van de Nederlanders;
75 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.