boomlopers

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  boomlopers    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbomlopərs/ (3 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈbom.lo.pərs/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈbom.lo.pərs/
Woordafbreking
  • boom·lo·pers
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boomloper boomlopers
verkleinwoord boomlopertje boomlopertjes

Zelfstandig naamwoord

deboomlopersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord boomloper
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (zangvogels) benaming voor vogels uit het geslacht Margarornis  uit de familie Furnariidae , inheems in zuidelijk Centraal-Amerika en noordelijk Zuid-Amerika
    • Heb jij het college over de boomlopers gevolgd? 
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord 'boomlopers' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.