bouwnummers

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bouwnummers    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɑunʏmərs/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • bouw·num·mers
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

debouwnummersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bouwnummer
     De bouwnummers volgden elkaar gestadig op.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord 'bouwnummers' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Anno Teenstra
    “Scheepswerf Wanders & Zoon.” (1953), Gebr. Zomer & Keunings Uitgeversmaatschappij, Wageningen, p. 13/14
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.