brandschatten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  brandschatten    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbrɑntsxɑtə(n)/
Woordafbreking
  • brand·schat·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘schatting opleggen op straffe van plundering’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1488 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
brandschatten
/ˈbrɑntsxɑtə(n)/
brandschatte
/ˈbrɑntsxɑtə/
gebrandschat
(NL) /ɣəˈbrɑntsxɑt/
(VL) /ʝəˈbrɑntsxɑt/
zwak -t volledig

Werkwoord

brandschatten

  1. overgankelijk in oorlogstijd de bevolking een schatting opleggen op straffe van plundering en brand
    • De soldaten die geen soldij kregen, trokken door het land en brandschatten of plunderden steden en dorpen. 
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
brandschatten

brandschatten

  1. meervoud verleden tijd van brandschatten
    • Wij brandschatten. 
    • Jullie brandschatten. 
    • Zij brandschatten. 

Gangbaarheid

  • Het woord brandschatten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
72 %van de Nederlanders;
66 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.