brevetje

Nederlands

Uitspraak

(heteroniem)

  • [A] Geluid:  brévetje    (hulp, bestand)
    • IPA: /ˈbrevəcə/ (3 lettergrepen)
    • Geluid:  brevétje    (hulp, bestand)
    • IPA: /brəˈvɛcə/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • [A] bre·ve·tje
  • [B] bre·vet·je
Woordherkomst en -opbouw
  • [A] afgeleid van  breve zn  met het achtervoegsel -tje
  • [B] afgeleid van  brevet zn  met het achtervoegsel -je

Zelfstandig naamwoord

[A]hetbrévetjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord breve
    • Het brevetje boven de a leek haast een umlaut. 

Zelfstandig naamwoord

[B]hetbrevétjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord brevet
     Op vijfjarige leeftijd kan een toekomstige mensenredder zijn eerste brevetje halen[1]

Gangbaarheid

  • Het woord 'brevetje' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron Brigades verenigd in IJmuiden in: Het Parool , jrg. (29 december 1995), p. 6 kol. 5
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.