broos

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  broos    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • broos
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘breekbaar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen broosbrozerbroost
verbogen brozebrozerebrooste
partitief broosbrozers-

Bijvoeglijk naamwoord

broos

  1. niet stevig
     Omdat het allemaal nog zo broos was, maakte het nauwelijks uit dat sommige momenten wat gekunsteld overkwamen.[2]
     De broze grond was onder haar voeten vandaan geslagen, waarna de onvermijdelijke val volgde.[2]
  2. met een zwakke gezondheid
     De hoogbejaarde monarch kampt sinds oktober, toen ze kort in het ziekenhuis werd opgenomen, met een broze gezondheid en mobiliteitsproblemen. Sindsdien heeft ze verschillende afspraken moeten afzeggen of digitaal vanuit huis bijgewoond. Vorige week liet ze nog verstek gaan bij haar troonrede.[3]
Verwante begrippen
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord broos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.