buccaal

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  buccaal    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • buc·caal
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Franse buccal (met het achtervoegsel -aal) [1] en daarvoor van het vulgair Latijnse buccā (mond)
stellend
onverbogen buccaal
verbogen buccale
partitief buccaals

Bijvoeglijk naamwoord

buccaal

  1. (medisch) van de wang
    • Het labiale of buccale vlak is het vlak aan de buitenzijde van de tandboog die tegen de lippen of de wangen aan liggen. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Bijwoord

buccaal

  1. op buccale wijze
    • Wat is het effect en de veiligheid van buccaal toegediend midazolam versus rectaal diazepam bij kinderen die zich op de spoedgevallen-dienst aanmelden met persisterende (tonisch-clonische) aanvallen?[2] 

Gangbaarheid

  • Het woord buccaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.