bunch

Engels

Uitspraak
  •  Audio (US)    (hulp, bestand)
  • /ˈbʌntʃ/
enkelvoud meervoud
bunch bunches

Zelfstandig naamwoord

bunch

  1. bos [3], bundel
    «A bunch of flowers. »
    Een bos bloemen.
  2. hoop
    «There is a bunch of them.»
    Er is een hele hoop van.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.