busschutters

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  busschutters    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbʏsxʏtərs/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • bus·schut·ters
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

debusschuttersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord busschutter
     De bezetting was uitgebreid met een aantal busschutters en hellebaardiers, de Markt werd door een sterke wacht bewaakt en men kreeg althans het geruststellende gevoel, dat het gepeupel, als het kwaad in het schild mocht voeren, gemakkelijk in bedwang zou kunnen worden gehouden.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord 'busschutters' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Maurits Dekker
    “Oranje en de opstand der Nederlanders.” (1935), Em. Querido's Uitgevers-Mij, Amsterdam, p. 269 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.