busschutter
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: busschutter (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbʏsxʏtər / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- bus·schut·ter
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bus zn en schutter zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | busschutter | busschutters |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de busschutter m
- (militair) (geschiedenis) soldaat bewapend met een primitief vuurwapen
- ▸ ⧖ Verder richtte hij in 1471 - wederom naar het voorbeeld, 25 jaren vroeger door Karel VII van Frankrijk gegeven - zijn ‘benden van ordonnantie’ in, een goed betaald staand leger van ruiters en voetknechten, allen vrijwilligers, vooral uit den Nederlandschen adel getrokken. Deze benden waren verdeeld in ‘compagnieën’, die weder in tien ‘dizaines’ vervielen; de ‘dizaine’ omvatte 2 ‘chambres’, de ‘chambre’ zes ‘lansen’, de ‘lans’ drie ruiters en zes voetknechten; van de ruiters was er een ‘homme d'armes’, een page en een knaap, de voetknechten waren drie boogschutters, een armborstschutter, een busschutter en een piekenier.[2]
Gangbaarheid
- Het woord 'busschutter' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron P.J. Blok“Geschiedenis van het Nederlandsche volk. Deel 1.”, 3e druk (1923), A.W. Sijthoff, Leiden, p. 552
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.