caja

Spaans

Uitspraak
  • IPA: / ˈka.xa/
Woordafbreking
  • ca·ja
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Latijnse caspa.
enkelvoud meervoud
caja cajas

Zelfstandig naamwoord

caja

  1. doos, kist
    «Abrió la caja
    Hij opende de doos.
  2. kassa
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.