cancel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  cancel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • can·cel

Werkwoord

vervoeging van
cancelen

cancel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van cancelen
    • Ik cancel. 
  2. gebiedende wijs van cancelen
    • Cancel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van cancelen
    • Cancel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord cancel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  cancel (Australië)    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkænsl̩/
Woordherkomst en -opbouw
  • Ontwikkeld uit Middelengels cancellen, ontleend aan Anglo-Normandisch canceler wegstrepen, schrappen (mode. Frans chanceler “onvast lopen”, wankelen).
  • [6] In de betekenis van “iemand boycotten”, aangetroffen vanaf 2018.
vervoeging
onbepaalde wijs to  cancel 
he/she/it  cancels 
verleden tijd  cancelled 
 canceled 
voltooid
deelwoord
 cancelled 
 canceled 
onvoltooid
deelwoord
 cancelling 
 canceling 
gebiedende wijs  cancel 

Werkwoord

cancel

  1. overgankelijk annuleren, schrappen
  2. overgankelijk afbestellen
  3. overgankelijk (techniek) uitschakelen, onderdrukken (van ruis e.d.)
  4. overgankelijk uitsluiten
  5. overgankelijk (straattaal) uit de weg ruimen, ombrengen
  6. overgankelijk (VS) geen financiële, politieke of morele steun geven aan iemand op grond van diens controversieel geachte uitlatingen of handelingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.