carieus

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  carieus    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ca·ri·eus
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen carieuscarieuzercarieust
verbogen carieuzecarieuzerecarieuste
partitief carieuscarieuzers-

Bijvoeglijk naamwoord

carieus [1]

  1. (tandheelkunde) door tandbederf aangetast

Gangbaarheid

  • Het woord carieus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
18 %van de Nederlanders;
22 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.