commuteren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  commuteren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • com·mu·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Franse commuter (met het voorvoegsel com- met het achtervoegsel -eren)
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
commuteren
commuteerde
gecommuteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

commuteren [1]

  1. verwisselen, van richting veranderen
  2. (juridisch) een opgelegde straf omzetten in een vervangende straf
    • Ëen gevangenisstraf commuteren in een taakstraf. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord commuteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.