cosechar

Spaans

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
cosechar
cosechaba
cosechado
volledig

Werkwoord

cosechar

  • overgankelijk
  1. oogsten, plukken, maaien
  2. innen, boeken
    «cosechar éxito»
    succes oogsten
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.