dabben

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dabben    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdɑbə(n)/ (2 lettergrepen)
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
dabben
gedab
Woordafbreking
  • dab·ben
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
dabben
dabde
gedabd
zwak -d volledig

Werkwoord

dabben

  1. inergatief een dansbeweging maken waarin men het hoofd laat zakken terwijl de arm en elleboog opzij omhoog worden geworpen
    • In 2016 was de koning even aan het dabben. 
  2. inergatief (van paarden) met de voorpoten stampen
  3. inergatief met handen of voeten de grond overhoop halen, wroeten, baggeren
  4. overgankelijk opgraven of juist begraven
Synoniemen
  • dabbelen
Afgeleide begrippen
  • [3]  dabber zn 
  • [4]  dabbegat zn 
  • [4]  uitdabben ww 

Zelfstandig naamwoord

dedabbenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord dab

Gangbaarheid

  • Het woord dabben staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
21 %van de Nederlanders;
48 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.