dabben
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: dabben (hulp, bestand)
- IPA: / ˈdɑbə(n) / (2 lettergrepen)
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
dabben | |
gedab |
Woordafbreking
- dab·ben
Woordherkomst en -opbouw
- [1] afgeleid van dab met het achtervoegsel -en
- [2-4] wellicht klanknabootsing [1][2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
dabben |
dabde |
gedabd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
dabben
- inergatief een dansbeweging maken waarin men het hoofd laat zakken terwijl de arm en elleboog opzij omhoog worden geworpen
- In 2016 was de koning even aan het dabben.
- inergatief (van paarden) met de voorpoten stampen
- inergatief met handen of voeten de grond overhoop halen, wroeten, baggeren
- overgankelijk opgraven of juist begraven
Synoniemen
- dabbelen
Afgeleide begrippen
- [3] dabber zn
- [4] dabbegat zn
- [4] uitdabben ww
Zelfstandig naamwoord
de dabben mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord dab
Gangbaarheid
- Het woord dabben staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dabben" herkend door:
21 % | van de Nederlanders; |
48 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ dabben op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.