dab

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dab    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • dab
enkelvoud meervoud
naamwoord dab dabben
verkleinwoord dabje dabjes

Zelfstandig naamwoord

dedabv/m

  1. een dansbeweging waarin men het hoofd laat zakken terwijl de arm en elleboog opzij omhoog worden geworpen
    • De koning deed een dab tijdens een streekbezoek in 2016. 

Werkwoord

vervoeging van
dabben

dab

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dabben
    • Ik dab. 
  2. gebiedende wijs van dabben
    • Dab! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dabben
    • Dab je? 

Gangbaarheid

  • Het woord dab staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  dab (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /dӕb/
Synoniemen
  • dab
Woordherkomst en -opbouw
  • Oorsprong onbekend.
vervoeging
onbepaalde wijs to  dab 
he/she/it  dabs 
verleden tijd  dabed 
voltooid
deelwoord
 dabed 
onvoltooid
deelwoord
 dabing 
gebiedende wijs  dab 

Werkwoord

dab

  1. afdeppen
  2. betten
  3. kloppen
  4. tikken
Uitdrukkingen en gezegden
  • [4]: to dab at
een tikje geven
enkelvoud meervoud
dab dabs

Zelfstandig naamwoord

dab

  1. (sport) kluts
  2. likje
  3. veegje
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.