dekenaal

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dekenaal    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • de·ke·naal
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van deken met het achtervoegsel -aal
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen dekenaaldekenalerdekenaalst
verbogen dekenaledekenaleredekenaalste
partitief dekenaalsdekenalers-

Bijvoeglijk naamwoord

dekenaal [1]

  1. van een decaan, deken, decanaat of dekenij
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord dekenaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
29 %van de Nederlanders;
46 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.