dement
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: dement (hulp, bestand)
Woordafbreking
- de·ment
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zwakzinnig’ voor het eerst aangetroffen in 1895 [1]
- van het Frans [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | dement | dementer | dementst |
verbogen | demente | dementere | dementste |
partitief | dements | dementers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
dement
- (medisch) psychisch achteruitgegaan waardoor minder goed zaken kunnen onthouden en minder goed kunnen denken
- - Hij werkt in een tehuis voor demente mensen.
- - Mijn hart is niet dement, schrijft Ria aan haar lotgenoten. Ze bedoelt: ze is nog altijd de kunstzinnige, spirituele vrouw die graag iets voor een ander doet. Minder zelfstandig, maar niet minder sociaal betrokken. Ze geeft toe; haar brief voelt in zekere zin als een noodkreet.[3]
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord dement staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dement" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "dement" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ dement op website: Etymologiebank.nl
- ↑ NRC Enzo van Steenbergen 13 april 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Catalaans
Bijvoeglijk naamwoord
dement
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.