demoraliseren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  demoraliseren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • de·mo·ra·li·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘moedeloos maken’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • afgeleid van het Franse démoraliser (met het voorvoegsel de- en met het achtervoegsel -iseren)
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
demoraliseren
demoraliseerde
gedemoraliseerd
zwak -d volledig

Werkwoord

demoraliseren

  1. overgankelijk ontmoedigen
Antoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord demoraliseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.