dicta

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dicta    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • dic·ta

Zelfstandig naamwoord

dedictamv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord dictum

Gangbaarheid

  • Het woord dicta staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
dictar

dicta

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van dictar
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van dictar
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.