dio
Niet te verwarren met: Dio |
Italiaans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: /ˈdiː.ʲo/
Woordafbreking
- di·o
Woordherkomst en -opbouw
- Van het Latijnse deus.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | il dio | gli dei |
vrouwelijk | la dea | le dee |
Zelfstandig naamwoord
dio m
- (religie) god, godheid
- «Nettuno è il dio del mare.»
- Neptunus is de god van de zee.
- «Nettuno è il dio del mare.»
- (figuurlijk) iets of iemand die aanbeden wordt
- «il dio denaro»
- het goddelijke geld
- «il dio denaro»
Spaans
Werkwoord
vervoeging van |
---|
dar |
dio
- derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito indefinido) van dar
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.