dio

Niet te verwarren met: Dio

Italiaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˈdiː.ʲo/
Woordafbreking
  • di·o
Woordherkomst en -opbouw
  • Van het Latijnse deus.
enkelvoud meervoud
mannelijk il dio gli dei
vrouwelijk la dea le dee

Zelfstandig naamwoord

dio m

  1. (religie) god, godheid
    «Nettuno è il dio del mare.»
    Neptunus is de god van de zee.
  2. (figuurlijk) iets of iemand die aanbeden wordt
    «il dio denaro»
    het goddelijke geld


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
dar

dio

  1. derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito indefinido) van dar
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.