divisa

Spaans

Uitspraak
  • IPA: /diˈβisa/
Woordafbreking
  • di·vi·sa
enkelvoud meervoud
divisa divisas

Zelfstandig naamwoord

divisa v

  1. lijfspreuk
  2. valuta

Werkwoord

vervoeging van
divisar

divisa

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van divisar
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van divisar
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.