dizzy

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dizzy    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdɪzi/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • diz·zy
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen dizzydizzyerdizzyst
verbogen dizzyeredizzyste
partitief dizzy'sdizzyers-

Bijvoeglijk naamwoord

dizzy

  1. duizelig, tijdelijk minder helder van geest of zeker in de bewegingen
    • Al die jongens rond Dylan wilden met haar naar bed, en als ze eens nee zei, stopten ze haar net zo lang vol drugs tot haar ‘nee’ vanzelf een dizzy ‘ja’ werd. [3]

Gangbaarheid

  • Het woord dizzy staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
86 %van de Nederlanders;
64 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  dizzy (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdɪzi/
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudengelse dysig.
stellend vergrotend overtreffend
dizzydizzierdizziest

Bijvoeglijk naamwoord

dizzy

  1. duizelig
  2. duizelingwekkend
Afgeleide begrippen
Overerving en ontlening
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.