doorleren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  doorleren    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdorlerə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • door·le·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

doorleren [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doorleren
leerde door
doorgeleerd
zwak -d volledig
  1. doorgaan met onderwijs te volgen (na het behalen van een einddiploma of het verlaten van een school)
    • "De digitale maatschappij vraagt om professionals die willen doorleren" [2] 
  2. doorgaan met studeren als je al heel lang hebt geleerd
    • Het is avond, je hebt de hele dag gestudeerd. Nu komt het belangrijkste: slaap. Niet de hele nacht doorleren, slapen! [3] 
Afgeleide begrippen
  • doorlering

Gangbaarheid

  • Het woord doorleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
84 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.