droogloop
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: droogloop (hulp, bestand)
Woordafbreking
- droog·loop
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | droogloop | drooglopen |
verkleinwoord | droogloopje | droogloopjes |
Zelfstandig naamwoord
de droogloop m
- een overdekte gang tussen twee gebouwen
- Een droogloop van de Nieuwe Kerk naar het Paleis op de Dam in Amsterdam voor de bruiloft van Willem-Alexander en Maxima.
Afgeleide begrippen
- droogloopbeveiliging, droogloopmat, drooglooptapijt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
drooglopen |
droogloop
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van drooglopen
- ... dat ik droogloop.
Gangbaarheid
- Het woord droogloop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.