duvels

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  duvels    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • du·vels
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van duvel met het achtervoegsel -s

Tussenwerpsel

duvels

  1. een uitroep van verbazing
    • Duvels zeg! 
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen duvelsduvelserduvelst
verbogen duvelseduvelsereduvelste
partitief duvelsduvelsers-

Bijvoeglijk naamwoord

duvels

  1. als een duvel
    • Dat was echt een duvels plan. 
  2. vervloekt
    • Die duvelse jongen heeft weer iets uit mijn tuin gestolen! 
  3. boos, ongeduldig
    • Je wordt er duvels van. 

Bijwoord

duvels

  1. In hoge mate
    • Ik was toen echt even duvels kwaad. 

Zelfstandig naamwoord

deduvelsmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord duvel

Gangbaarheid

  • Het woord duvels staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
83 %van de Nederlanders;
66 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.